Pil op pil

  • 30 januari 2023
  • V&VN magazine
  • V&VN Algemeen
Pil op Pil, Nienke Dijkstra, Foto © Mark van der Zouw - -website cut
Nienke Dijkstra Foto © Mark van der Zouw

Oudere patiënten slikken, als ze meerdere chronische ziekten hebben, vaak heel wat pillen op een dag. Maar wie houdt bij patiënten die thuis wonen het overzicht over al die verschillende medicijnen? Van de bijwerkingen? En of die pillen wel doen wat ze moeten doen? Verpleegkundige Nienke Dijkstra (33) onderzocht hoe in de wijk wordt omgegaan met medicatie en keek naar de rol van verpleegkundigen daarbij.

Nienke Dijkstra, hoofd­docent Farmakunde en onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht, had al ervaring als ziekenhuis­verpleegkundige. Voor haar onderzoek naar medicijngebruik in de wijk, waarop ze in juni dit jaar promoveerde, ging ze aan de slag als wijkverpleegkun­dige. Ze wilde zelf ervaren hoe er met medicijnen wordt omgegaan bij thuiswonende patiënten. Daarnaast volgde ze een jaar lang de meldingen van een groep zorgverleners in de ‘Rode Vlaggen App’, een app waarin zorgverleners eenvoudig medicatie­problemen bij patiënten kunnen door­ geven. Haar onderzoek spitste zich onder andere toe op de communicatie over medicijnen.

‘Je laat ze alleen achter’

Voordat Dijkstra haar onderzoek in de wijk begon, dacht ze dat het werk daar minder intensief zou zijn dan in het ziekenhuis. “Dat bleek niet zo te zijn. De intensiteit is niet minder, maar anders, complexer. In het ziekenhuis zijn de lijnen naar artsen en apothekers kort. Als je bij mensen thuis komt, moet je bij problemen anderen bellen, of op een andere manier melden wat er speelt. Je kunt wel een besluit nemen, maar niet gelijk handelen. Je hebt input van anderen nodig. De zorg in de wijk is anders: bij mensen met dementie moet je controleren of ze wel eten en drinken, helpen bij de verzorging, wassen en aankleden en je laat ze iedere keer weer alleen achter.” Ze zag ook van dichtbij dat ouderen steeds vaker meerdere (chronische) aandoeningen tegelijk hebben: comorbiditeit. Van de 65-­plussers heeft 62 procent daarmee te maken. “Bij patiënten waar zorgverleners komen, is dat percentage zeker hoger. Het is bij hen eerder regel dan uit­zondering.”

Delen van informatie gebeurt niet automatisch en als het wel gebeurt, is dat vaak fragmentarisch

Diarree of obstipatie

Ze somt veelvoorkomende kwalen op als COPD, hartfalen, hypertensie, diabetes, osteoporose, hypercholestero­lemie, parkinson, verschillende vormen van spierziekten en dementie, maar ook psychosociale problemen zoals angsten en somberheid. Door het grote aantal aandoeningen slikken patiënten veel verschillende medicijnen (poly­farmacie). Bijna 50 procent van de 75-plussers gebruikt vijf of meer medicijnen. Het is zeer waarschijnlijk dat dit percentage nog hoger ligt voor de mensen die thuis zorg krijgen. Die medicijnen hebben allemaal bijwerkin­gen en soms reageren ze ook op elkaar. “Verpleegkundigen en verzorgenden kunnen veel signalen en symptomen van bijwerkingen opmerken. Denk aan diarree bij metformine of aan een droge mond en obstipatie bij antipsychotica. Maar het herkennen van bijwerkingen als gevolg van interacties tussen medicijnen is lastiger. Logisch, want daar is heel specifieke kennis voor nodig en die ligt bij artsen en apo­thekers.”

Informatie uit eerste lijn mist

Ze pleit voor meer contact tussen mantelzorgers, verzorgenden, (wijk)verpleegkundigen, praktijkonder­steuners, verpleegkundig specialisten, artsen, apothekers, patiënten en familie. “Delen van informatie gebeurt niet automatisch en als het wel gebeurt, is dat vaak fragmentarisch. In het ziekenhuis hebben alle behandelaars toegang tot het patiëntendossier. Maar zij missen informatie vanuit de eerste lijn, van de wijkverpleegkundige. En die heeft vaak te maken met verschillende systemen die naast elkaar bestaan. De communicatie gaat via apps, e­mail, de Persoonlijke Gezondheidsomgeving. Dat laatste systeem kunnen patiënten zelf inzien en beheren, maar velen van hen weten of kunnen dat niet. Hopelijk wordt het vanaf 2024 overzichtelijker als de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg in werking treedt.”

Pil op Pil, Nienke Dijkstra, Foto © Mark van der Zouw
Nienke Dijkstra Foto © Mark van der Zouw

Zijn pillen terecht voorgeschreven?

Er is ook veel verbeterd, zegt Dijkstra. “Verpleegkundigen in de wijk krijgen op organisatorisch niveau meer ruimte om de kwaliteit van de zorg te verbete­ren. Ze zoeken meer contact met voorschrijvers van geneesmiddelen en apothekers.” Dijkstra benadrukt de signalerende rol die verzorgenden IG en verpleegkundigen hebben wat betreft de therapeutische effecten. “Het is belangrijk om te weten wat wordt voorgeschreven en wat het doel van de medicatie is. Verpleegkundigen en verzorgenden weten niet altijd wat een voorschrijver beoogt. En die informeert te weinig of er verbetering is, terwijl verpleegkundigen dat van nabij zien. Bovendien doen zij metingen: temperatuur, bloeddruk, gewicht. Maar ze krijgen die informatie van de voorschrijver vaker niet dan wel. Bij het vermoeden van bijwerkingen, of het uitblijven van resultaat kunnen ze de arts waarschuwen. Ook de hoeveel­heid medicijnen die patiënten krijgen, en waar ze vaak moeite mee hebben om in te nemen, zet aan tot nadenken. Worden alle pillen terecht voorgeschre­ven?

Als iemand verschillende soorten antihypertensiva krijgt, maar de bloeddruk is niet langer verhoogd, dan is het goed om dat aan te kaarten. De hoeveelheid medicijnen op zich kan ook reden zijn om in gesprek te gaan. Wat wil die patiënt zelf, kunnen er ook combinatiepreparaten worden voorgeschreven?”

Bijwerking of niet?

Over het kabinetsbeleid om mensen steeds langer thuis te laten wonen, maakt Dijkstra zich zorgen. “Want je ziet dat mensen thuis steeds intensievere zorg nodig hebben. Wat er in tijden van tekort echt nodig is, is dat wij als zorgverleners gericht vragen naar medicatiegerelateer­de problemen. Voor ouderen is een gezondheidsklacht vaak geen bijwerking, ze zien het eerder als iets wat bij hun aandoeningen hoort. Je moet ook heel gericht vragen om erachter te komen of ze hun medicijnen juist innemen. Daarnaast is naastenparticipatie enorm belangrijk. Zij zien de patiënt meestal meer en langer dan wij. Daardoor zien ze sneller of iemand verandert, of niet goed reageert op medicijnen. En geef medicatieproblemen door aan de apotheker en de voorschrijver. Wij komen achter de voordeur, zij niet.” 

Bron: V&VN Magazine 4-2022 | Tekst: Rudolf Kleijn | Beeld: Mark van der Zouw

Word lid en praat mee!

Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.

Ontwerp Zonder Titel (15)